Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

voorzetten

betekenis & definitie

voorzetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: voor-zet-ten

1. vooruit zetten
je moet als eerste je rechterbeen voorzetten
2. iets aan de voorkant plaatsen
ik moet de luiken nog even voorzetten
1. zijn beste beentje voorzetten
[erg zijn best doen]
3. aanbieden om op te eten
♢ je kunt hem toch geen uiensoep voorzetten?
4. in de tijd vooruit zetten
♢ ik zal de klok vijf minuten voorzetten
5. de bal met een trap voor het vijandelijke doel plaatsen
♢ die voetballer kan goed voorzetten

Regelmatig werkwoord: voor-zet-ten
ik zet voor (... ik voorzet)
jij/u zet voor (... jij voorzet)
hij/zij zet voor (... hij voorzet)
wij/zij/jullie zetten voor (... wij voorzetten)
ik/jij/u/hij/zij zette voor (... ik voorzette)
wij/zij/jullie zetten voor (... wij voorzetten)
hij heeft voorgezet
de/het/een voorgezette ....
voorzettend, voorzettende