vloeien - regelmatig werkwoord
uitspraak: vloei-en
1. zachtjes stromen
♢ er vloeide koffie over het boek
1. in elkaar overvloeien
[langzaam in elkaar overgaan]
2. bloeden uit de vagina
♢ ze moest naar het ziekenhuis, want ze vloeide
Regelmatig werkwoord: vloei-en
ik vloei
jij/u vloeit
hij/zij vloeit
wij/zij/jullie vloeien
ik/jij/u/hij/zij vloeide
wij/zij/jullie vloeiden
hij heeft gevloeid
de/het/een gevloeide ....
vloeiend, vloeiende
Gepubliceerd op 14-11-2017
vloeien
betekenis & definitie