uitstrooien - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-strooi-en
1. door strooien over een oppervlak verspreiden
♢ ik heb zand over de gladde stoep uitgestrooid
2. overal rondvertellen
♢ je moet geen onware praatjes uitstrooien
Regelmatig werkwoord: uit-strooi-en
ik strooi uit (... ik uitstrooi)
jij/u strooit uit (... jij uitstrooit)
hij/zij strooit uit (... hij uitstrooit)
wij/zij/jullie strooien uit (... wij uitstrooien)
ik/jij/u/hij/zij strooide uit (... ik uitstrooide)
wij/zij/jullie strooiden uit (... wij uitstrooiden)
hij heeft uitgestrooid
de/het/een uitgestrooide ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitstrooien
betekenis & definitie