trauma - zelfstandig naamwoord
uitspraak: trau-ma
1. ernstige geestelijke schok, die ontstaat door een nare ervaring
♢ hij heeft aan dat ongeluk wel een trauma overgehouden
2. lichamelijke verwonding
♢ bij de Eerste Hulp worden alle trauma's behandeld
Zelfstandig naamwoord: trau-ma
het trauma
de trauma's
Gepubliceerd op 14-11-2017
trauma
betekenis & definitie