stammen - regelmatig werkwoord
uitspraak: stam-men
1. eruit of ervan afkomstig zijn
♢ mijn opa stamt uit Limburg
Regelmatig werkwoord: stam-men
ik stam
jij/u stamt
hij/zij stamt
wij/zij/jullie stammen
ik/jij/u/hij/zij stamde
wij/zij/jullie stamden
hij is gestamd
stammend, stammende
Gepubliceerd op 14-11-2017
stammen
betekenis & definitie