spoeden - regelmatig werkwoord
uitspraak: spoe-den
1. ergens snel heen gaan
♢ mijnheer Jansen spoedde zich naar de vergadering
Regelmatig werkwoord: spoe-den
ik spoed
jij/u spoedt
hij/zij spoedt
wij/zij/jullie spoeden
ik/jij/u/hij/zij spoedde
wij/zij/jullie spoedden
hij heeft gespoed
Gepubliceerd op 14-11-2017
spoeden
betekenis & definitie