slagen - regelmatig werkwoord
uitspraak: sla-gen
1. het examen halen
♢ hij is geslaagd voor de havo
2. het met succes doen
♢ zij slaagde erin directeur te worden
3. goed lukken
♢ ik hoop maar dat het feest slaagt
Regelmatig werkwoord: sla-gen
ik slaag
jij/u slaagt
hij/zij slaagt
wij/zij/jullie slagen
ik/jij/u/hij/zij slaagde
wij/zij/jullie slaagden
hij is geslaagd
de/het/een geslaagde ....
Synoniemen
gelukken, lukken
Tegenstellingen
doodlopen, stralen, zakken
Gepubliceerd op 14-11-2017
slagen
betekenis & definitie