roesten - regelmatig werkwoord
uitspraak: roes-ten
1. met roest bedekt worden
♢ als je dit ijzer buiten legt, gaat het roesten
1. oude liefde roest niet
[de liefde die je vroeger voor iemand gevoeld hebt, gaat nooit over]
2. door roest vast gaan zitten
♢ die spijlen zijn aan elkaar geroest
1. dat zal mij aan m'n reet roesten (TB)
[dat kan me niet schelen]
3. door een plantenziekte aangetast worden
♢ die rozenstruiken zijn geroest
Regelmatig werkwoord: roes-ten
het roest
zij roesten
het roestte
zij roestten
het is geroest
de/het/een geroeste ....
Synoniemen
corroderen
Gepubliceerd op 14-11-2017
roesten
betekenis & definitie