pulseren

betekenis & definitie

pulseren - regelmatig werkwoord
uitspraak: pul-se-ren

1. een bonzend of tikkend geluid maken
♢ in mijn oren hoor ik het pulseren van mijn hart
2. sterker en minder sterk worden
♢ ik luisterde naar de pulserende geluiden van de stad

Regelmatig werkwoord: pul-se-ren
ik pulseer
jij/u pulseert
hij/zij pulseert
wij/zij/jullie pulseren
ik/jij/u/hij/zij pulseerde
wij/zij/jullie pulseerden
hij heeft gepulseerd
pulserend, pulserende

Synoniemen
kloppen