opdrukken - regelmatig werkwoord
uitspraak: op'druk-ken
1. door drukken ergens op bevestigen
♢ zij kreeg een sticker op haar jas gedrukt
2. terwijl je op je buik ligt, jezelf omhoog drukken met je armen
♢ als training drukt hij zich elke dag dertig keer op
Regelmatig werkwoord: op'druk-ken
ik druk op (... ik opdruk)
jij/u drukt op (... jij opdrukt)
hij/zij drukt op (... hij opdrukt)
wij/zij/jullie drukken op (... wij opdrukken)
ik/jij/u/hij/zij drukte op (... ik opdrukte)
wij/zij/jullie drukten op (... wij opdrukten)
hij heeft opgedrukt
de/het/een opgedrukte ....
opdrukkend, opdrukkende
Gepubliceerd op 14-11-2017
opdrukken
betekenis & definitie