omwisselen - regelmatig werkwoord
uitspraak: om-wis-se-len
1. het een verwisselen van het een voor het ander
♢ ik heb mijn muntgeld omgewisseld voor papiergeld
2. met elkaar van plaats wisselen
♢ zullen we omwisselen van plaats?
Regelmatig werkwoord: om-wis-se-len
ik wissel om (... ik omwissel)
jij/u wisselt om (... jij omwisselt)
hij/zij wisselt om (... hij omwisselt)
wij/zij/jullie wisselen om (... wij omwisselen)
ik/jij/u/hij/zij wisselde om (... ik omwisselde)
wij/zij/jullie wisselden om (... wij omwisselden)
hij heeft omgewisseld
de/het/een omgewisselde ....
omwisselend, omwisselende
Gepubliceerd op 14-11-2017
omwisselen
betekenis & definitie