Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

nek

betekenis & definitie

nek - zelfstandig naamwoord

1. lichaamsdeel waarmee het hoofd aan de romp zit
hij heeft een sjaal om zijn nek
1. je kletst uit je nek!
[je praat onzin]
2. hij zit hem op zijn nek
[valt hem voortdurend lastig]
3. je nek uitsteken
[iets doen waardoor je kwetsbaar wordt]
4. tot zijn nek in de schulden
[met heel veel schulden]
5. ze kijken hem met de nek aan
[doen alsof ze hem niet zien]
6. je nek ergens over breken
[erover struikelen]
7. nek aan nek
[op gelijke hoogte]
8. iemands hete adem in de nek voelen
[je opgejaagd, bedreigd voelen]
9. iemand de nek omdraaien
[hem te gronde richten, zijn carrière breken]
10. over je nek gaan
[braken]
11. met het hoofd in de nek
[arrogant, verwaand]

Zelfstandig naamwoord: nek
de nek
de nekken
het nekje

Synoniemen
hals