meepraten - regelmatig werkwoord
uitspraak: mee-pra-ten
1. er met anderen over praten
♢ik wil wel graag meepraten over dat onderwerp
1. erover kunnen meepraten
[er iets over kunnen vertellen omdat je het zelf hebt meegemaakt]
2. met iemand meepraten
[dingen zeggen die de ander graag wil horen (slijmen)]
Regelmatig werkwoord: mee-pra-ten
ik praat mee (... ik meepraat)
jij/u praat mee (... jij meepraat)
hij/zij praat mee (... hij meepraat)
wij/zij/jullie praten mee (... wij meepraten)
ik/jij/u/hij/zij praatte mee (... ik meepraatte)
wij/zij/jullie praatten mee (... wij meepraatten)
hij heeft meegepraat
meepratend, meepratende
Gepubliceerd op 31-10-2017
meepraten
betekenis & definitie