Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

lijn

betekenis & definitie

lijn - zelfstandig naamwoord

1. vorm van het lichaam
nee, geen gebak, ik moet om mijn lijn denken
1. zij doet aan de slanke lijn
[probeert slanker te worden]
2. verbinding tussen twee punten op een ondergrond
♢ in de driehoek trok hij een lijn
1. ik kan er geen lijn in ontdekken
[geen duidelijke regelmaat of samenhang]
2. het vertoont een stijgende lijn
[wordt steeds beter]
3. we moeten één lijn trekken
[dezelfde dingen goed en fout vinden]
4. de grote lijn
[een samenvatting van de hoofdzaken]
3. verbinding tussen twee punten
♢ er is vertraging op de lijn Amsterdam-Utrecht
1. we hebben Amerika aan de lijn
[aan de telefoon]
4. koord of draad
♢ houd uw hond aan de lijn
1. zij houdt je aan het lijntje
[geeft niet waar je om vraagt, maar wijst je ook niet af]
2. langzaamaan, dan breekt het lijntje niet
[als je kalm aan doet, bereik je je doel]
3. de lijn trekken
[luieren]

Algemene uitdrukkingen:
1. hij volgt de harde lijn
[is erg streng]
2. dat ligt niet in mijn lijn
[dat past niet bij me]
Zelfstandig naamwoord: lijn
de lijn
de lijnen
het lijntje

Synoniemen
figuur, gedaante, gestalte, lichaamsvorm, postuur, streep