kwijtraken - regelmatig werkwoord
uitspraak: kwijt-ra-ken
1. het niet langer hebben
♢ ben je nu alweer je horloge kwijtgeraakt?
Regelmatig werkwoord: kwijt-ra-ken
ik raak kwijt (... ik kwijtraak)
jij/u raakt kwijt (... jij kwijtraakt)
hij/zij raakt kwijt (... hij kwijtraakt)
wij/zij/jullie raken kwijt (... wij kwijtraken)
ik/jij/u/hij/zij raakte kwijt (... ik kwijtraakte)
wij/zij/jullie raakten kwijt (... wij kwijtraakten)
hij is kwijtgeraakt
de/het/een kwijtgeraakte ....
Synoniemen
ontglippen, verliezen
Tegenstellingen
bemachtigen, binnenhalen, verwerven
Gepubliceerd op 14-11-2017
kwijtraken
betekenis & definitie