Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

koek

betekenis & definitie

koek - zelfstandig naamwoord

1. van deeg gebakken eetbaar ding
wil je een koekje bij de thee?
1. een koekje van eigen deeg krijgen
[vervelend behandeld worden nadat je hetzelfde bij anderen deed]
2. iets voor zoete koek aannemen
[het zomaar geloven of accepteren]
3. het is weer koek en ei
[de ruzie is voorbij]
4. dat is andere koek
[dat is heel anders]
5. dat ging erin als koek
[dat vonden ze heel leuk]
6. de koek is op
[er is niets meer te verdelen]

Zelfstandig naamwoord: koek
de koek
de koeken
het koekje