kerkklok - zelfstandig naamwoord
uitspraak: kerk-klok
1. klok in een kerktoren, die geluid kan worden
♢ ik hoorde de kerkklok drie uur slaan
2. uurwerk in de toren van een kerk
♢ onze kerkklok loopt weer vijf minuten achter
Zelfstandig naamwoord: kerk-klok
de kerkklok
de kerkklokken
het kerkklokje
Gepubliceerd op 14-11-2017
kerkklok
betekenis & definitie