indirect

betekenis & definitie

indirect - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: in-di-rect

1. wat langs een omweg gaat
♢ dat is een indirecte aanwijzing dat er ruzie is
1. indirecte verlichting
[die tegen de muur weerkaatst wordt]
2. een indirecte vraag
[die niet rechtstreeks gesteld wordt]
3. indirecte rede
[waarin je niet rechtstreeks weergeeft wat gezegd is]
4. indirecte belastingen
[die door de belastingbetaler aan anderen worden doorberekend]
5. indirect object (meewerkend voorwerp)
[geeft aan waar de handeling van gezegde + lijdend voorwerp op gericht is: Jan geeft Piet (meewerkend voorwerp) een boek]

Bijvoeglijk naamwoord: in-di-rect
... is indirecter dan ...
de/het indirecte ...

Synoniemen
bedekt

Tegenstellingen
direct, rechtstreeks, regelrecht