gros - zelfstandig naamwoord
1. het grootste aantal ervan
♢ het gros van de bezoekers was tevreden
2. 12 dozijn, 144 stuks
♢ de winkelier kocht een gros zonnebrillen bij de groothandel
Zelfstandig naamwoord: gros
het gros
Gepubliceerd op 14-11-2017
gros
betekenis & definitie