gros
gros (144 stuks).
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
Wiktionary (2019)
gros - Zelfstandignaamwoord 1. een dozijn dozijnen = 144 stuks ♢ Hij verkocht zijn computers bij het gros. 2. het merendeel ♢ Het gros der mensen vindt dit onaangenaam. Woordherkomst Komt van het Franse grosse, wat weer van het Oudho...
Muiswerk Educatief (2017)
gros - zelfstandig naamwoord 1. het grootste aantal ervan ♢ het gros van de bezoekers was tevreden 2. 12 dozijn, 144 stuks ♢ de winkelier kocht een gros zonnebrillen bij de groothandel Zelfstandig...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. grosse; oorspr.: vr. van gros = dik, met groot volume, van VLat. grossus, verdere afl. onzeker] twaalf dozijn, 144 stuks; het gros, de grote hoop; groslijst, voorlopige kandidatenlijst, waaruit de definitieve kandidaten gekozen moeten worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: