griezelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: grie-ze-len
1. rillen van angst of afkeer
♢ Ruby griezelde bij het zien van die beelden
Regelmatig werkwoord: grie-ze-len
ik griezel
jij/u griezelt
hij/zij griezelt
wij/zij/jullie griezelen
ik/jij/u/hij/zij griezelde
wij/zij/jullie griezelden
hij heeft gegriezeld
griezelend, griezelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
griezelen
betekenis & definitie