gedijen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ge-dij-en
1. zich goed ontwikkelen, goed groeien
♢ deze baby gedijt goed
1. gestolen goed gedijt niet
[als je iets steelt, heb je daar niet veel plezier van]
Regelmatig werkwoord: ge-dij-en
ik gedij
jij/u gedijt
hij/zij gedijt
wij/zij/jullie gedijen
ik/jij/u/hij/zij gedijde
wij/zij/jullie gedijden
hij heeft gedijd
gedijend, gedijende
Synoniemen
tieren
Tegenstellingen
kwijnen
Gepubliceerd op 14-11-2017
gedijen
betekenis & definitie