föhnen

betekenis & definitie

föhnen - regelmatig werkwoord
uitspraak: feu-nen

1. drogen met warme wind
♢ het haar werd eerst gewassen, toen geknipt en daarna in model geföhnd

Regelmatig werkwoord: feu-nen
ik föhn
jij/u föhnt
hij/zij föhnt
wij/zij/jullie föhnen
ik/jij/u/hij/zij föhnde
wij/zij/jullie föhnden
hij heeft geföhnd
de/het/een geföhnde ....