flossen - regelmatig werkwoord
uitspraak: flos-sen
1. met een draadje etensresten tussen je tanden vandaan halen
♢ ik moet elke dag flossen van de tandarts
Regelmatig werkwoord: flos-sen
ik flos
jij/u flost
hij/zij flost
wij/zij/jullie flossen
ik/jij/u/hij/zij floste
wij/zij/jullie flosten
hij heeft geflost
de/het/een gefloste ....
flossend, flossende
Gepubliceerd op 14-11-2017
flossen
betekenis & definitie