evangeliseren - regelmatig werkwoord
uitspraak: e-van-ge-li-se-ren
1. het evangelie bekendmaken
♢ die mensen gaan rond om te evangeliseren
Regelmatig werkwoord: e-van-ge-li-se-ren
ik evangeliseer
jij/u evangeliseert
hij/zij evangeliseert
wij/zij/jullie evangeliseren
ik/jij/u/hij/zij evangeliseerde
wij/zij/jullie evangeliseerden
hij heeft geëvangeliseerd
de/het/een geëvangeliseerde ....
evangeliserend, evangeliserende
Gepubliceerd op 14-11-2017
evangeliseren
betekenis & definitie