evalueren - regelmatig werkwoord
uitspraak: e-va-lu-e-ren
1. na afloop bespreken wat iedereen ervan vond
♢ we moeten de gang van zaken goed evalueren
Regelmatig werkwoord: e-va-lu-e-ren
ik evalueer
jij/u evalueert
hij/zij evalueert
wij/zij/jullie evalueren
ik/jij/u/hij/zij evalueerde
wij/zij/jullie evalueerden
hij heeft geëvalueerd
de/het/een geëvalueerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
evalueren
betekenis & definitie