echtpaar - zelfstandig naamwoord
uitspraak: echt-paar
1. man en vrouw die getrouwd zijn
♢ daar loopt het echtpaar uit het grote huis
Zelfstandig naamwoord: echt-paar
het echtpaar
de echtparen
het echtpaartje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk