Wat is de betekenis van echtpaar?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

echtpaar

getrouwd stel. getrouwd stel, meestal bestaande uit een man en een vrouw, maar sinds een recente wetsaanpassing soms ook uit een man en een man of een vrouw en een vrouw. Voorbeelden: Zoals schrijvers een writer's block hebben, kunnen echtparen kampen met een lovers' block. Ronald Giphart, Het leukste jaar uit de geschie...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

echtpaar

echtpaar - Zelfstandignaamwoord 1. twee mensen (m/m, m/v of v/v) die met elkaar getrouwd zijn m/m m/v of v/v Het echtpaar doet vrijwel alles samen. Woordherkomst samenstelling van echt en paar

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

echtpaar

echtpaar - zelfstandig naamwoord uitspraak: echt-paar 1. man en vrouw die getrouwd zijn ♢ daar loopt het echtpaar uit het grote huis Zelfstandig naamwoord: echt-paar het echtpaar de echt...

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

echtpaar

echtpaar - Partners in een huwelijksrelatie.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Echtpaar

s.n., man-en-wiif; eenzonder kinderen, in pear laske lju.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Echtpaar

o. (...paren), gehuwd paar, man en vrouw.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Echtpaar

o. (-paren), gehuwd paar, man en vrouw.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)