duif - zelfstandig naamwoord
1. vogel die ook tam gehouden wordt, symbool van de vrede
♢ de duif zat te koeren op het dak
1. postduif
[die over grote afstanden de weg terug naar huis weet te vinden]
2. duiven melken
[duiven houden]
3. de gebraden duiven vliegen je niet zomaar in de mond
[je moet er wel moeite voor doen]
4. onder iemands duiven schieten
[op een oneerlijke manier iets krijgen wat voor een ander bestemd was]
Zelfstandig naamwoord: duif
de duif
de duiven
het duifje
Gepubliceerd op 14-11-2017
duif
betekenis & definitie