bruin - bijvoeglijk naamwoord
1. kleur van koffie
♢ in de herfst worden de bladeren bruin
1. een bruin café
[café met donkere muren en meubels]
2. ze bruin (kunnen) bakken
[erg overdrijven, het te gek maken]
3. een bruin leven
[wild en ongeregeld]
Bijvoeglijk naamwoord: bruin
... is bruiner dan ...
het bruinst
de/het bruine ...
iets bruins
Gepubliceerd op 14-11-2017
bruin
betekenis & definitie