boeten - regelmatig werkwoord
uitspraak: boe-ten
1. ergens voor gestraft worden
♢ je zult boeten voor je lelijke streken
Regelmatig werkwoord: boe-ten
ik boet
jij/u boet
hij/zij boet
wij/zij/jullie boeten
ik/jij/u/hij/zij boette
wij/zij/jullie boetten
hij heeft geboet
Synoniemen
bekopen, ontgelden
Gepubliceerd op 14-11-2017
boeten
betekenis & definitie