Synoniemen zoeken
Synoniem van boeten
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
boeten
boeten - (voor) de onaangename gevolgen ondervinden van bijvoorbeeld een vergissing of een verzuim. In een weglaatbare bepaling met 'voor' wordt gezegd waarvoor men boet: 'boeten voor je nalatigheid'. Betalen voor en bloeden voor zijn synoniemen, evenals goedmaken en (iets) moeten bezuren. Voor iets boeten en daarbij sterven heet met de dood bekopen of met het leven boeten. Zwaar boeten voor iets is (iets) zwaar moeten betalen.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Boeten
Gezegde(s):
• bakker aan zijnBoos
Gezegde(s):
• des duivels
• bonen vreten
• pullen schijten
• op zijn paard zitten
• in zijn kruis gegrepen
• de bokkenpruik ophebben
• in zijn gat gebeten
• een rode kam hebben
• de smoor inhebben
• in zijn wiek geschoten
• op zijn achterste poten
• op hoge benen komen aanzetten
• op hoge poten komen aanzetten
• met dampende sokken rondlopen
• gezwollen als een pad
• kort van stof
• met een opgestoken zeil op iemand afstevenen

Synoniemen Handboek Spreekwoorden
Gedigitaliseerd Ensie (1998)
Boeten
Spreekwoord(en):
• die wijn drinkt, moet wijn betalen
• eerst gedaan en dan bedacht, heeft menigeen in ’t leed gebracht

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Boeten
De onaangename gevolgen van iets strafbaars of iets verkeerds ondergaan. Boeten onderstelt eene overtreding en beschouwt hetgeen zij na zich sleept als een passende vergoeding. Aan bekoopen is het denkbeeld verbonden dat wie iets bekoopt vooraf eenigszins wist dat het hem op dien prijs zou kunnen te staan komen, terwijl bij betalen de onaangename gevolgen meer toevallig voorgesteld worden, Bezuren is de onaangename gevolgen ondervinden van iets dat toen het gedaan werd genot opleverde. Een misdrijf boeten. Een roekeloosheid met zijn leven betalen. Een genot met den dood bekoopen. Ik vrees dat gij met uwe zwakke gezondheid deze buitensporigheden geducht zult moeten bezuren.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
boeten
boeten - regelmatig werkwoord
uitspraak: boe-ten
1. ergens voor gestraft worden
♢ je zult boeten voor je lelijke streken
Regelmatig werkwoord: boe-ten
ik boet
jij/u boet
hij/zij boet
wij/zij/jullie boeten
ik/jij/u/hij/zij boette
wij/zij/jullie boetten
hij heeft geboet
Synoniemen
bekopen, ontgelden