bijleren - regelmatig werkwoord
uitspraak: bij-le-ren
1. aan je kennis toevoegen
♢ ik heb van die stage veel bijgeleerd
Regelmatig werkwoord: bij-le-ren
ik leer bij (... ik bijleer)
jij/u leert bij (... jij bijleert)
hij/zij leert bij (... hij bijleert)
wij/zij/jullie leren bij (... wij bijleren)
ik/jij/u/hij/zij leerde bij (... ik bijleerde)
wij/zij/jullie leerden bij (... wij bijleerden)
hij heeft bijgeleerd
de/het/een bijgeleerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
bijleren
betekenis & definitie