bijkomen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: bij-ko-men
1. uit bewusteloosheid ontwaken
♢ een uur na de operatie is hij bijgekomen
2. weer op adem komen
♢ na die lange wandeling moest ik wel even bijkomen
1. niet meer bijkomen van het lachen
[een lachbui hebben]
3. flinker, gezonder, zwaarder worden
♢ die zwakke baby is de laatste tijd goed bijgekomen
Onregelmatig werkwoord: bij-ko-men
ik kom bij (... ik bijkom)
jij/u komt bij (... jij bijkomt)
hij/zij komt bij (... hij bijkomt)
wij/zij/jullie komen bij (... wij bijkomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam bij (... ik bijkwam)
wij/zij/jullie kwamen bij (... wij bijkwamen)
hij is bijgekomen
de/het/een bijgekomen ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
bijkomen
betekenis & definitie