automatisch - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: au-to-ma-ties
1. wat vanzelf gaat
♢ de deuren gaan automatisch open
1. de automatische piloot
[een zelfsturend systeem in een vliegtuig]
2. op de automatische piloot overgaan
[terugvallen op je routine]
2. zonder erbij na te denken
♢ automatisch deed ik de deur voor hem open
Bijvoeglijk naamwoord: au-to-ma-ties
de/het automatische ...
Gepubliceerd op 14-11-2017
automatisch
betekenis & definitie