analoog

betekenis & definitie

analoog - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: a-na-loog

1. gelijk aan
♢ de film is niet analoog aan het boek
2. apparatuur die in staat is alle waarden weer te geven
♢ zo'n horloge met wijzerplaat werkt nog analoog

Bijvoeglijk naamwoord: a-na-loog
de/het analoge ...

Synoniemen
conform, overeenkomstig, parallel, volgens

Tegenstellingen
digitaal