Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Leerdam

betekenis & definitie

Stad aan de Linge, vermoedelijk in de 12de eeuw ontstaan op de noordelijke oeverwal ten oosten van de dam in de monding van de veenstroom de Leede (de huidige Recht van Ter Leede). Bij de dam verrees rond 1270 het kasteel van de heren Ter Leede, waarna een trapeziumvormige ‘bastide’-stad ontstond met als belangrijkste assen de Kerkstraat en haaks daarop de Markt-Fonteintraat.

In 1370 kreeg Leerdam tolvrijheid van Albrecht van Beieren en in 1407 stadsrechten van Willem VI van Beieren. Kort daarop werd Leerdam ommuurd en omgracht (Oost-, Noord-, West- en Zuidwal).

Via zijn vrouw Anna van Egmond-Buren kwamen kasteel en stad in 1551 in handen van Willem van Oranje. Spaanse troepen verwoestten het kasteel na de inname van Leerdam in 1574.Tot 1795 bleef Leerdam als zelfstandig graafschap in bezit van het huis van Oranje. De bijbehorende belastingvrijdom leidde vanaf 1765 tot de vestiging van glasblazers, waardoor Leerdam in de 19de eeuw relatief welvarend bleef. Tussen 1822 en 1870 werden de stadspoorten gesloopt en dempte men een deel van de stadsgracht. Aan de westzijde van de stad bij de 18de-eeuwse glashut verrees in 1875 een hardglasfabriek. Aan de noordzijde kreeg Leerdam een station aan de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen (1882-'85). Tussen stad en spoorlijn ontstonden na 1900 de eerste uitbereidingen. Na de Tweede Wereldoorlog is Leerdam verder uitgebreid aan de westen oostzijde en na 1980 ook ten noorden van het spoor.