Het grafelijk paleis (I) Het oudste gedeelte van het Binnenhof is het voorm. grafelijk paleis (Binnenhof 14). Het onderkelderde tweelaags bouwdeel met de Oude Zaal of Rolzaal (A) is oorspronkelijk rond 1250 gebouwd voor graaf en Roomskoning Willem II.
De lange westgevel is op de hoeken voorzien van de rechthoekige ‘Haagtoren’ (met kapelruimte) en een grote ronde traptoren. De overige hoeken hebben op steunberen uitkragende, slanke ronde traptorens.
De huidige laat-romaanse vensters met middenzuiltjes zijn reconstructies, aangebracht bij de ingrijpende restauratie in 1896-1904. De kelder wordt overdekt door forse bakstenen kruisribgewelven.
De Rolzaal daarboven ontleent zijn naam aan de rol met de te behandelen rechtszaken ten tijde van het gebruik als pleitkamer door het Hof van Holland (vanaf 1511). De zaal heeft korbeelstellen op gebeeldhouwde kraagstenen (1511) en een grotendeels vernieuwde 15de-eeuwse schoorsteen met rijk bewerkte houten kap.
De herhaaldelijk gewijzigde oostelijke aanbouw, waarvan de kap dateert uit circa 1328 (d), is bij de restauratie teruggebracht in de toestand van 1688. Deze aanbouw, waar de Civiele Kamer van het Hof van Holland was gevestigd, herbergt zeven wandschilderingen op doek door Gerard de Lairesse in de zogeheten Lairessezaal (B).
Het bouwdeel met trappartij aan de westzijde van de Rolzaal dateert vermoedelijk uit circa 1511.Ten westen van het Rolzaalgebouw ligt de Nieuwe of Ridderzaal (C). Deze zeer grote zaal verrees tussen circa 1280 en 1295 in opdracht van graaf Floris V in vroeg-gotische vormen. De rijzige voorgevel is voorzien van diverse ronde en spitsboognissen, een roosvenster en twee in doorsnee en opbouw iets verschillende ronde traptorens. Van 1709 tot het midden van de 19de eeuw vonden in deze zaal de trekkingen van de Staatsloterij plaats. De Ridderzaal is nu in gebruik voor plechtige bijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse opening van de Staten Generaal (sinds 1904). De oorspronkelijke indrukwekkende trekbalkloze houten overkapping (overspanning 18 meter) werd in 1861 gesloopt en vervangen door een ijzeren overkapping op pijlers naar plannen van W.N.
Rose. Rond 1880 kreeg de voorgevel het huidige ingangsportaal en werden de huidige torenspitsen geplaatst op de flankerende torens; de tafelmenten onder die spitsen dateren nog uit circa 1288 (d). Tijdens de restauratie van 1896-1904 werd de zaal ingrijpend gerestaureerd naar plannen van C.H. Peters en voorzien van de huidige inrichting met galerij en troon (opstelling later gewijzigd). De door verwijdering van aanbouwen weer vrijgelegde zijgevels kregen een weergang met kantelen en ronde torentjes. De zijgevelvensters en de vensters aan weerszijden van het ingangsportaal heeft men gereconstrueerd op grond van bouwsporen van 14de-eeuwse herstellingen.
De flankerende aanbouwen achter de voorgevel zijn in historiserende vormen gereconstrueerd. Verder werd bij deze restauratie de ijzeren kapconstructie vervangen door een kopie van de laat-13de-eeuwse houten kap met grote gekromde jukken. Onder de zaal bevinden zich resten van een gebouw uit de tijd van Willem II of Floris IV, te weten de middelste kelder met bakstenen kruisribgewelven op ronde middenzuilen en verder enkele aansluitende muren. De voorste kelder is bij de bouw van de grote zaal aangebracht, de achterste kelder bij de restauratie rond 1900. In de kelders van de Ridderzaal is een bezoekerscentrum gevestigd en hier staan ook enkele zerken uit de afgebroken Hofkapel opgesteld.