Monumenten in Nederland: Overijssel

R. Stenvert, C. Kolman en Ben Olde Meierink (1998)

Gepubliceerd op 02-01-2020

De (Herv.) Grote of St.-Clemenskerk in Steenwijk

betekenis & definitie

De (Herv.) Grote of St.-Clemenskerk (Kerkstraat 22) is een ruime, laat-gotische driebeukige hallenkerk met vijfzijdig gesloten priesterkoor en driezijdig gesloten zijkoren. Aan de westzijde staat een imposante toren met ranke spits.

Op de plek van de huidige kerk stond omstreeks 1000 al een stenen zaalkerkje met cella. Dit kerkje werd omstreeks 1050 voor de eerste maal naar het oosten verlengd en omstreeks 1100 opnieuw.

Bij die laatste verbouwing en bij de bouw van twee dwarspanden in het midden van de 12de eeuw bouwde men met tufsteen. Aan het eind van die eeuw volgde aan de westzijde de bouw van een romaanse tufstenen toren gefundeerd op veldkeien.

Kort na de verheffing tot kapittelkerk in 1296 verrees een breder, bakstenen schip.Bij enkele bouwcampagnes in de 15de eeuw kwam een geheel nieuwe kerk tot stand. Van de huidige kerk is het in 1409 gewijde priesterkoor het oudste deel. Na de bouw van het nieuwe koor volgde de verbouwing tot hallenkerk. Het schip moet omstreeks 1425 voltooid zijn geweest. De noordbeuk en de zuidbeuk waren beide oorspronkelijk half zo breed als het middenschip en kregen hun kruisribgewelven respectievelijk omstreeks 1450 en 1464. De noordbeuk, grotendeels gebouwd met hergebruikte tufsteen, is in zijn midden-15de-eeuwse vorm bewaard gebleven, inclusief het noordkoor.

De romaanse toren werd in 1466 afgebroken en maakte plaats voor een verder naar het westen geplaatste grote toren in gotische stijl. Aan het eind van de 15de eeuw volgde de verlenging van middenschip en zijbeuken naar het westen. Ten slotte bereikte de kerk omstreeks 1500 haar huidige hoofdvorm toen de zuidbeuk plaats maakte voor een breder zijschip met koor. Mogelijk is toen het noordelijke zijkoor verbouwd tot een overwelfde sacristie afgesloten met een gotisch deurtje met daarboven een overwelfde librije annex schatkamer. Bij het beleg van de stad in 1523 door Gelderse en Zwolse troepen werd de kerk voor een deel in de as gelegd, maar de toren bleef gespaard. Kerk en toren leden verder grote schade bij het beleg van Steenwijk in 1592.

De kappen herstelde men pas in 1604. De kerk was inmiddels in handen van de protestanten gekomen. Zij namen de sacristie in gebruik als consistoriekamer. De kerk onderging in 1914 en 1930-'32 herstellingen van het uitwendige, waarna in 1974-'81 naar plannen van H.J. Meijerink uit Zwolle een totale restauratie volgde. In de loop der tijd zijn alle vensters vernieuwd; alleen bij het zuidkoor zijn resten van de oude vensters bewaard gebleven.

Inwendig worden de zijbeuken gedekt door stenen kruisribgewelven op colonnetten.

Verschillende colonnettenkapitelen zijn met pleister dorisch gemaakt. Muren en bogenrijen zijn zeer sterk uit het lood geweken; ter versterking heeft men houten trekstangen aangebracht. Het zuidkoor heeft een fraai net- en stergewelf uit omstreeks 1550. Het vijfzijdig gesloten gewelf boven het priesterkoor werd in 1853 vervangen door een houten plafond, maar hiervoor kwam in 1980 opnieuw een stenen gewelf in de plaats. Het beschilderde houten tongewelf van het middenschip dateert uit 1631. Ook de stenen gewelven werden kort daarna geschilderd, getuige het jaartal ‘1638’ op het gewelf van het zuidkoor (hersteld in 1706) en ‘1643’ op dat van de zuidelijke zijbeuk. In 1663 kwam de schildering op het westelijk eindschot van het houten tongewelf tot stand.

Van de koperen kroonluchters stammen de oudste uit 1632. In 1660-'61 werd hun aantal uitgebreid en in 1860 zijn vier grote midden-17de-eeuwse kroonluchters toegevoegd, afkomstig uit de Herv. kerk te Dronrijp. Het koorhek stamt in zijn huidige vorm uit het eind van de 17de eeuw. Het tekstbord daarboven, met rolwerkversiering en dorische halfzuiltjes aan beide zijden, is een overblijfsel van een uit 1651 stammende vroedschapsbank. Ook is er een houten tekstbord met de namen van de predikanten vanaf de reformatie tot 1707. P. van Oeckelen vervaardigde in 1859-'61 het orgel. De door de firma Vermeulen uit Den Bosch gemaakte preekstoel met klankbord en kuip, voorzien van nissen met plantenversieringen, dateert uit 1872.

Van de vele grafzerken kunnen we slechts enkele noemen. In het zuidkoor ligt de grafzerk van Gerhardt H. Reinen (†1617) met wapen en tekst in een maniëristische cartouche; in het priesterkoor bevinden zich de zerk van Aleida Harmenz. Reinen (†1643) en Jacobus Dannenberg (†1699) en in de noordbeuk de gave zerken van onder meer de burgemeesters Luickas Meirinck (†1627) en Lucas ten Broeke (†1681). Ten slotte is er nog de grafzerk van Egbertus Dannenberg (†1748), schout van Steenwijk en Steenwijkerwold.

De bouw van de imposante, slanke toren van vier geledingen begon in 1467, zo blijkt uit het gotische opschrift boven de ingang. De bovenste drie geledingen hebben aan drie zijden telkens drie smalle spitsboognissen; aan de noordzijde zijn dat er twee, aan weerszijden van het trappenhuis. De toren kreeg in 1511 een hoge spits, maar die kwam tijdens een zware storm in 1558 naar beneden en nam een deel van de zuidbeuk in zijn val mee. In 1837 verving men een uit 1561 daterende noodkap en repareerde het bovenste metselwerk. In 1906 werd in de toren een ijzeren hangbodemreservoir aangebracht ten behoeve van het door J. Schotel ontworpen waterleidingnet.

In 1913-'15 volgde een restauratie van de gehele toren naar plannen van W. te Riele. Ter verbetering van de stabiliteit van de bovenste geleding liet hij balkenroosters van gewapend beton aanbrengen een van de eerste voorbeelden van het gebruik van gewapend beton bij een restauratie. Meer beeldbepalend was de bouw van een nieuwe, hoge en slanke achtzijdige spits met een open borstwering en hoektorentjes. Die torentjes moesten in 1933 worden herbouwd. In de toren hangen een klok uit 1604, gegoten door Fredryck Butgen uit Dortmundt, en een klok uit 1636, door Franciscus Simoni uit Lotharingen.