Monumenten in Nederland: Noord-Brabant

Ton Kappelhof, Chris Kolman, Ben Kooij, Ben Olde Meierink, Nelleke Reijs en Ronald Stenvert (1997)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Overige woonhuizen in Breda

betekenis & definitie

Breda heeft weinig middeleeuwse huizen. Het vervangen van hout door steen vond betrekkelijk laat plaats en op het einde van de 15de eeuw waren er in de stad nog maar weinig stenen huizen.

Daarom gingen bij de stadsbranden van 1490 en 1534, voor zover bekend, vrijwel alle middeleeuwse huizen verloren, met uitzondering van de kelders. Die kelders gebruikte men bij de herbouw opnieuw. Aanvankelijk paste men na de stadsbrand van 1490 nog houten gevels toe.

Vooral aan de Visserstraat en de Vismarktstraat zijn onlangs panden aangetroffen die dateren van meteen na de stadsbrand van 1490. De Iseren Leeu (Visserstraat 12), dat oorspronkelijk niet voor aan de straat lag, bezit in het achterste deel een restant van een 15de-eeuws houtskelet en samengestelde balklagen met rijk geprofileerde sleutelstukken. Na 1490 kreeg de kelder tongewelven gedragen door ronde zuilen. Bij een verbouwing in 1884 verrees een nieuwe, eclectisch vorm gegeven gevel. De oorspronkelijk een eenheid vormende huizen Warenborgh en Huis van Montes (Visserstraat 16-18) werden in 1490 gebouwd door de deken van het kapittel, Karolus Oudaert. De kapconstructie met gestapelde jukken dateert uit de bouwtijd.

In een van de vertrekken is nog een 16de-eeuwse muurschildering aanwezig. De voorgevel van het kort na 1490 daterende diepe huis De Dry Mooren (Visserstraat 31) is voorzien van Gobertanger hoekblokken. Het pand heeft samengestelde balklagen met geprofileerde sleutelstukken uit de bouwtijd en 17de-eeuwse houten kruiskozijnen. Tolbrugstraat 15 bezit een kapconstructie uit omstreeks 1490 en een gevel met 18de-eeuws siermetselwerk.

Na de brand van 1534 werd het stadsbeeld afgezien van de hofhuizen bepaald door smalle, bakstenen huizen met trapgevels. Dankzij na 1534 ingestelde subsidies op bakstenen en pannen zijn de meeste huizen met stenen muren en pannendaken herbouwd. Achter jongere, voornamelijk 19de-eeuwse voorgevels, zijn nog panden van kort na de stadsbrand van 1534 bewaard gebleven. Vismarktstraat 18-18a bezit achter de 19de-eeuwse voorgevel een 15de-eeuwse kelder met tongewelf en een balklaag uit het tweede kwart van de 16de eeuw, voorzien van een rankenbeschildering uit de eerste helft van de 17de eeuw. Het Kleyn Beerken (St.-Jansstraat 20) bestaat uit een voorhuis en een achterhuis van twee bouwlagen boven een mogelijk nog 15de-eeuwse kelder. Dit waarschijnlijk door Margriet van Zelbacht na 1534 herbouwde huis heeft nog de oorspronkelijk samengestelde balklagen.

Het achterhuis werd omstreeks 1550 gebouwd. Het pand heeft een 18de-eeuwse lijstgevel en is in 1996 gerestaureerd. De Dry Keerssen (Havermarkt 5) is een oorspronkelijk 16de-eeuwse, voormalige mouterij waarvan de oostelijke trapgevel bij de verbouwing in 1860 gespaard bleef. Huis Den Oraengienboom (Grote Markt 59) uit 1585 heeft een trapgevel met toppilaster op een engelkopje. De gevel is in 1932 gerestaureerd.

In 1603 ging een niet onbelangrijk deel van het Haageind door brand verloren. Bij de herbouw kregen veel panden trapgevels met maniëristische kenmerken, zoals metselmozaïeken of schelpmotieven in de boogtrommels, krulankers, toppilasters en kraagstenen. De Sevensterre (Haagdijk 74-76) heeft een trapgevel uit 1605, met uitgekraagde togen boven de vensters. De gevel is gerestaureerd in 1939. Het naastgelegen pand Den Wildeman (Haagdijk 78) is voorzien van de jaartalankers ‘1613’; De Cleynen Wildeman (Haagdijk 82) stamt uit 1605. De Roy scheir (Haagdijk 11) dateert ook uit het begin van de 17de eeuw en bezit een wit geverfde trapgevel met een pijnappel op de top en lelieankers.

Uit dezelfde tijd is de trapgevel van Het Zwarte Lam (Haagdijk 22), bekroond met een overhoekse toppilaster. De gevel werd gerestaureerd in 1921. Ook elders in de stad vinden we deze trapgevels, zoals bij het huis Prins Maurits (Grote Markt 61) uit omstreeks 1612. Deze in 1932 gerestaureerde gevel heeft een overhoekse toppilaster op een leeuwenkop en een schelpmotief in een boogtrommel.

In de loop van de 17de eeuw ontstond er een versobering en een verstrakking in het gevelontwerp. Huis de Vogelstruys (Haverstraat 21) uit 1665 heeft een hoge door waterlijsten gedeelde gevel bekroond met zandstenen voluten en een driehoekig fronton. De ingang heeft een bovenlicht uit 1780. In 1697 werd dit pand een refugium van het klooster St.-Catharinadal in Oosterhout. Sober is ook de gevel van Reigerstraat 32, oorspronkelijk 17de-eeuws maar in de loop der tijden zeer gewijzigd. Nog 17de-eeuws van karakter zijn de uit 1708 daterende trapgevel met zandstenen vleugelstukken van Den Vergulden ABC (Grote Markt 56) en de lijstgevel van Grote Markt 10.

In de stad komen naar verhouding weinig nieuwe 18de-eeuwse panden voor. De invloed van de Lodewijkstijlen bleef vrijwel beperkt tot verbouwingen van oudere huizen, zowel inals uitwendig. Verschillende grote huizen, waaronder de grote hofhuizen in de Catharinastraat, werden in de 18de eeuw gesplitst en kregen nieuwe voorgevels en interieurs. Oude, smalle kavels voegde men overigens ook wel eens samen om monumentale vierkante huizen of dwarse huizen te kunnen bouwen.

Voorbeelden hiervan zijn de Witte Wijngaerd (Veemarktstraat 66-66a) uit 1719-'20 en de Vergulde Craen (Veemarktstraat 23), waarvan de drie linker traveeën met ingang uit 1728 dateren; het rechter gedeelte kwam er later bij. Beide huizen hebben een ingangstravee in Lodewijk XIV-stijl.

Diverse huizen hebben laat-18de-eeuwse gevels met Lodewijk XVI-kenmerken. Den Anker (Haven 4) is een vrij hoog, in 1789 gebouwd brouwershuis met een classicistische ingangspartij, schuifvensters en een overbouwde poort naar het achtererf, waar de brouwerij gesitueerd zal zijn geweest. Haven 14 dateert uit omstreeks 1790 en heeft een voorgevel met een strakke indeling, geprononceerde kroonlijst en een classicistische ingangspartij met rijk gesneden bovenlicht. Haven 9 is iets jonger en soberder van uitvoering en heeft een vergelijkbaar bovenlicht. De Olyton (Boschstraat 35) is een vrij breed huis van drie bouwlagen met een strakke bakstenen voorgevel in Lodewijk XVI-stijl. In het fronton zijn de datering ‘1791’ en de letters ‘JCT’ zichtbaar.

Die letters staan voor Johannes Cornelis Timmermans, ongetwijfeld de opdrachtgever. Een overbouwde poort geeft toegang tot het achtererf. Ook In den Bonten Osch (Ginnekenstraat 88) heeft een vergelijkbare brede opzet met overbouwde poortweg naar het achterterrein. Dit pand in Lodewijk XVI-stijl dateert uit omstreeks 1790. Haven 20 heeft een laat-18de-eeuwse, bakstenen pilastergevel. Veemarktstraat 17 en 19, beide uit omstreeks 1800, hebben een eenvoudige, gepleisterde halsgevel. Huizen in empire-stijl zijn: Veemarktstraat 44 (1803), Nieuwstraat 13, Prinsenkade 9 en Ridderstraat 23.

Het beeld van de binnenstad wordt overheerst door 19de-eeuwse gepleisterde en wit geschilderde gevels met kroonlijsten op consoles en een dwars schild- of zadeldak, dan wel gevels uitgevoerd in baksteen met witte banden en blokken. De woonbouwing is doorgaans twee bouwlagen hoog en heeft soms een mezzanino. Voorbeelden hiervan staan aan de Boschstraat, de Mauritsstraat en de Nieuwe Ginnekenstraat.

Anders dan in de binnenstad zijn de woonhuizen in de 19de-eeuwse uitbreidingen gebouwd op een breed perceel, waardoor drie-, vier- of meer vensterassen mogelijk waren. De niet gepleisterde gevels kwamen in het laatste kwart van de 19de eeuw in zwang en werden gebouwd in neorenaissancestijl. Ginnekenstraat 90-90a en Veemarktstraat 64 zijn enkele sprekende voorbeelden. In deze trant trok men ook hele gevelwanden op, bijvoorbeeld langs de Nieuwe Ginnekenstraat en de Wilhelminastraat.

Vroege voorbeelden van gevels in eclectische trant zijn Dreef 6 (1863) en Ginnekenweg 222 (1864). Naar ontwerp van A. Verlegh werden Sophiastraat 38-40 (1879-'80) en Willemstraat 24 (omstreeks 1880) opgetrokken in eclectische trant. Eveneens in gebouwd die trant zijn Nieuwe Ginnekenstraat 30-32, een dubbel woonhuis uit 1882, voor A. van Loon-Boschart, en Nieuwe Ginnekenstraat 34 uit 1884, ontworpen door Th. van Elzen. Architect J.H. van Riel ontwierp het eclectisch vormgegeven complex van drie woonhuizen Ginnekenweg 74/74A-76 uit 1892.

In het laatste kwart van de 19de eeuw verrezen diverse herenhuizen en villa's. Langs de Seeligsingel kwam tussen 1877 en 1900 een hele reeks enkele en dubbele herenhuizen tot stand (nrs. 1-13). L. Lijdsman maakte het ontwerp voor Seeligsingel 8-9, een dubbel herenhuis uit 1883. Ook langs de Baronielaan ontstond een vrij aaneengesloten bebouwing van herenhuizen. Baronielaan 228 verrees omstreeks 1890 in neoclassicistische trant naar ontwerp van A. van Spaendonck en kreeg in 1923 een uitbreiding naar plannen van F.P.

Bilsen. Baronielaan 34 uit 1899 heeft een vormgeving met elementen van de chaletstijl. Het huizencomplex Chassésingel 33-39 en 34-40 dateert uit 1892. De vier villa's Van Coothplein 16-22 kwamen in 1897 tot stand naar ontwerp in eclectische trant van J.M. Marijnen. Het in 1880-'81 in neoclassicistische stijl gebouwde dubbele woonhuis Delpratsingel 1/Willemstraat 2-4 werd in 1898 in gebruik genomen als kantoor van de Industriële Maatschappij F.J. Stulemeijer & Co.; in tegels is de bedrijfsnaam in de boogvelden aangebracht.

Omstreeks 1900 kreeg een klein deel van de woonhuizen in de binnenstad vooral de woon- en winkelpanden nieuwe gevels en puien in jugendstil stijl. Een zeer gaaf voorbeeld hiervan is Prinsenkade 2, een woonhuis waarvan het linkerdeel is voorzien van een fraai gedecoreerde erker op de verdieping. Het pand is in 1902 gebouwd naar ontwerp van P.A. Oomen en L. van de Pas. De panden Delpratsingel 24 en Baronielaan 102, beide daterend van omstreeks 1905, werden opgetrokken in ‘Um 1800’-stijl. In expressionistische stijl kwamen in 1926 de woonhuizen Weth.

Romboutstraat 54-56 tot stand, naar plannen van H. van der Meer, en in 1928 de huizen Fellenoordstraat 4-4a-4b, naar ontwerp van G. Esbach. Het door J. Temme ontworpen woonhuis Salve Viator (Burg. Kerstenlaan 8) uit 1935 is een voorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid met invloeden van Dudok. Het heeft een interieur in art deco-stijl.

Andere voorbeelden van het Nieuwe Bouwen zijn het wit gepleisterde, bakstenen huis Klep (Montenspark 6-8), opgetrokken in 1931-'32 naar ontwerp van G.Th. Rietveld, en de door F. Mol ontworpen huizen Generaal Van der Plaatstraat 1-3, 5-7 en 9 uit 1934. Zij bezitten alle een min of meer rechthoekige plattegrond en zijn opgebouwd uit verschillende rechthoekige volumes met platte daken, soms met overstek. Een belangrijk en decoratief voorbeeld van de Delftse School is het woonhuis Wilhelminapark 16 uit 1937-'38, gebouwd naar ontwerp van F.A. Eschauzier.

Voorbeelden van vroege, in beton uitgevoerde volkswoningbouw zijn de woningblokken aan de Zandbergdwarsstraat en de Leistraat uit 1922-'23. Het Heuvelkwartier kwam grotendeels in het interbellum tot stand op basis van stedenbouwkundige plannen van M.J. Granpré Molière (zuidwestelijk deel) en F.P.J. Peutz (noordoostelijk deel). De vormgeving van het Heuvelkwartier is sterk door de Delftse School bepaald. In het zuidwestelijk deel vulden architectencombinaties de bouwblokken in: Berghoef-Klarenbeek, Evers & Salenijn, Van Kranendonk, Rouville de Meux en Siebers & Van Daal.