Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 08-10-2020

gozer

betekenis & definitie

(< gosen),

1. verloofde: SMIS1;
2. vrijer: D’r goser segt verliefd nou ben je net een pijpie krijt, Liedje van WIM SONNEVELD;
3. souteneur: Een niese van de vlakte was bevallen. Dat ’et was gekomme, dat was haar slamielerigheid. Maar dat ze n’et niet had wille late omsteke, dat was een judasstreek tegen d’r goosser, STOKVIS1 10;
4. kerel, vent: Ik heb ’s ’n gozer gezien met een slang op z’n rug. Als je hem vroeg waar de kop zat dan zei hij ... ‘In m’n togus natuurlijk slijmerd’, HARING ARIE1 93.

< >