Door de continue vorming van kleine willekeurige veranderingen in eigenschappen ontstaan van generatie op generatie verschillen tussen individuen van dezelfde soort.
Een adaptatie kan zowel de ontwikkeling van een nieuwe eigenschap als het verlies van een oude zijn.
In de evolutie van walvissen uit op het land levende voorouders is bijvoorbeeld het verlies van poten een adaptatie, dit bood voordeel omdat poten in het water slechts tot last zijn.
Soms zijn nieuwe eigenschappen geen gewone adaptaties maar het gevolg van een verandering in functie van een bepaalde structuur of een bepaald orgaan.
Structuren met vergelijkbare opbouw kunnen in verwante organismes daarom verschillende functies hebben, als gevolg van verschillende adaptaties van een bepaalde structuur in een gemeenschappelijke voorouder.
Een voorbeeld daarvan is de vleugel van vogels en de hand van primaten die geen van beiden meer de oorspronkelijke, ondersteunende, functie hebben.