Kikkers hebben een peervormig, afgeplat lichaam met een niet door een hals ingesnoerde kop, wat de bewegingsvrijheid van de kop beperkt, en een brede bek.
De kleinste soorten bereiken een lengte van ongeveer een centimeter en een gewicht van een paar gram.
Soorten met een ruwe huid zijn soms ontstaan uit soorten met een gladde huid en vice versa; er zijn ook soorten met een gladde huid die verwant zijn aan soorten met een ruwe huid.
Een voorbeeld van een dergelijke mengvorm is de geelbuikvuurpad die een ruwe huid heeft maar niet op het land leeft en juist sterk op een leven in het water is aangepast.
Dergelijke wellustige mannetjes nemen het niet zo nauw en klampen soms een verkeerde soort aan, dit kan zelfs een totaal andere diersoort zijn zoals een salamander of een vis.
Een kikker speelt bijvoorbeeld een rol in het sprookje van de kikkerkoning, waarin een prinses die zich over haar tegenzin heen zet en de 'smerige' kikker kust, waarna deze in een prins verandert.
