Frenken werd tot priester gewijd op 28 mei 1904, werd in 1905 kapelaan te Ewijk, in 1907 te Helmond en was van 1926 tot 1952 pastoor te Gerwen.
Vanaf de oprichting in 1917 was hij medewerker van het heemkundetijdschrift Bossche Bijdragen, waarvan hij in 1925 mederedacteur werd.
Als pastoor van Helmond en ook na deze periode werkte hij aan een boek over de geschiedenis van Helmond: 'Helmond in het verleden'.
Ook publiceerde hij bijdragen over de geschiedenis van de priorij van Hooidonk en het klooster van Soeterbeek.
Ook als pastoor was hij actief en als zodanig geliefd bij de Gerwenaren.
De titel monseigneur refereert aan het feit dat hij geheim kamerheer van de paus was.