Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

ziekte van Bretonneau

betekenis & definitie

difterie.

Pierre Fidéle Bretonneau (1778-1862), telg uit een oude artsenfamile, was nu niet direct een voorlijk kind. Voor zijn negende jaar kon hij nog geen letter lezen. Toen hij zeventien was, vertrok hij naar Parijs en studeerde hij geneeskunde aan de École de Santé. Zijn studieprestaties lagen beneden de middelmaat en een promotie gelukte niet. Zonder bul vertrok hij in 1801 naar Chenonceaux bij Tours, waar hij zich vrij snel als een bekwaam arts ontpopte. Nadat Bretonneau in 1814 alsnog in Parijs de doctorsbul verworven had, kreeg hij een aanstelling aan het Hospice Général in Tours en gedurende 23 jaren heeft hij daar als chef-arts de scepter gezwaaid. Bretonneau was een harde werker; een twintigurige werkdag was voor hem heel gewoon. Bij zijn studenten, onder wie de latere Parijse hoogleraren Alfred Velpeau (1795-1867) en Armand Trousseau (1801-’67), was hij zeer geliefd.

Bretonneau is vooral bekend gebleven door zijn klinische en anatomische beschrijving van de difterie. Tijdens een epidemie van keelontsteking in 1819 te Tours, die met een hoge mortaliteit gepaard ging, deed hij talloze obducties. Hij kwam hierbij tot de conclusie dat deze keelontstekingen, kroep en kwaadaardige angina, dezelfde ziekten waren, waarvoor hij de naam diphtérite reserveerde. In zijn in 1826 verschenen publikatie Des inflammations spédales de rissu muqueux et en particulier de la diphtérite beschreef hij de voor de difterie zo karakteristieke pseudomembranen en wees hij op het besmettingsgevaar. Als ultima ratio adviseerde hij tracheotomie, waarvoor hij dubbele canules propageerde (1826).

Niet alleen difterie, ook tyfus zag hij als een zelfstandig ziektebeeld. Tijdens drie tyfusepidemieën, la fièvre entéro-mésentérique, deed hij 120 obducties. In alle gevallen toonde hij de typische ulcera in de plaques van Peyer aan en beschreef hij de bloeding uit en de perforatie van deze zweren. Het ziektebeeld noemde hij ‘dothienenteritis’ (Gr. dothi = pustula, enteron = ingewand). De Franse arts Pierre Charles Alexandre Louis (1787-1872) gaf weinig later de ziekte haar huidige naam fièvre typhoide (tyfus).

Bretonneau’s derde verdienste voor de geneeskunde is, dat hij opkwam voor de ‘specificiteit’: Tiet eigen karakter en wetmatige beloop der ziekten’ (Lindeboom, 1985).