Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

ziekte van Alzheimer

betekenis & definitie

een vorm van dementie waarbij verdikte neurofibrillen, de zogenoemde Alzheimer-fibrillen, kenmerkend zijn.

Alois Alzheimer (1864-1915), geboren te Breslau, behaalde in 1888 zijn artsdiploma. Na een assistentschap van twee jaar aan het stedelijk krankzinnigengesticht in Frankfurt am Main kreeg hij een plaats als assistent bij de bekende Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926), hoogleraar te Heidelberg en later te München. In 1912 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de psychiatrie en neurologie aan de universiteit van Breslau.

Met zijn pathologisch-anatomisch hersenonderzoek trachtte Alzheimer de psychiatrie op de kennis van de hersenanatomie te grondvesten. Zijn naam is voorgoed verbonden aan een door hem omstreeks de eeuwwisseling beschreven vorm van dementie: ‘Über einen eigenartigen schweren Krankheitsprozefi der Hirnrinde’1. De ziekte, die sluipend tussen het vijfenveertigste en vijfenzeventigste jaar begint, heeft een zeer karakteristiek anatomisch substraat: seniele plaques en een neurofibrillaire amyloïde degeneratie in de hersenen. Door Alzheimer werd de ziekte als een ‘atypische vorm’ van kindsheid beschouwd. Het was zijn leermeester Kraepelin die in 1910 voorstelde het ziektebeeld naar Alzheimer te noemen.

1 Zbl. Nervenk. 25,1906,1134; 30,1907,177-179