Meest
I. bn., 1. (gew.) grootst, gewichtigst, voornaamst; — (Zuidn.) de meeste van heel de hoop, de grootste van gestalte. 2. in toepassing op het grootste deel van een geheel: zijn meeste geld verdiende hij als directeur; 3. de grootste hoeveelheid uitmakende: met de meeste belangstelling. 4. het grootste deel van een aantal,...