Wat is de betekenis van Getij?

De periodieke wisseling van de waterstand, en de daarmee samenhangende getijstroom, die op Aarde optreedt als gevolg van de zwaartekracht van de maan en, in mindere mate, die van de zon. De periode van het stijgen van het water heet vloed of opkomend tij, die van het dalen eb of afgaand tij.

getij - Zelfstandignaamwoord 1. de periodieke wisseling van de waterstand met eb en vloed. Woordherkomst afgeleid van tij met het voorvoegsel ge- Synoniemen getijde, tij

getij - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-tij 1. de afwisseling van hoog en laag water bij de zee ♢ als het getij laag is, is het eb Zelfstandig naamwoord: ge-tij het getij de getijden...

(ook: tij) Regelmatige heen en weer gaande beweging van het zeewater, waarmee een regelmatig rijzen en dalen van de zeespiegel gepaard gaat, speciaal langs de kusten. De aantrekkingskrachten van de maan en de zon kunnen het getijverschil verklaren. Dit verschijnsel uit zich in een regelmatige verandering van de waterstand, een afwisseling van hoogw...

(Fr.: marée; Du.: Gezeit; Eng.: tide), of getijde, de periodieke veranderingen in de waterstand en de daarmee gepaard gaande bewegingen van het zeewater, veroorzaakt door het verschil in aantrekking van zowel de zon als de maan op de watermassa’s die als oceanen 71% van het aardoppervlak bedekken. Men onderscheidt...

Getij - de periodieke verandering van de waterstand en de daarmee gepaard gaande bewegingen van het zeewater, veroorzaakt door de aantrekkingskracht die maan en zon op de aarde uitoefenen. Men onderscheidt de horizontale getijbewegingen, de getijstroom, en de verticale. Waar de maan recht boven de aarde staat trekt hij het water naar zich toe; het...

Met de regelmaat van de klok stijgt het water van de zee om na enkele uren weer terug te zakken tot het oorspronkelijke peil. Deze nooit eindigende beweging noemen we het getij. Als het water zijn hoogste punt bereikt heeft, zeggen we dat het ‘vloed’ is; is het water weer gezakt, dan spreken we van ‘eb’. Tussen eb en vloed liggen ongeveer zes uur;...

s.n., tij (it); dood —, dea tij, deastream; — tussen hoogste en laagste stand, heal tij; het — kentert, it tij kantelet; gedurende dat —, dat tijs; voor anker gaan om gunstiger — af te wachten, tijstopje.

(gə'tij) o. (-en) → getijde.