Wat is de betekenis van bezet?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezet

bn., 1. (van een ruimte) gevuld met een aantal personen of zaken: de zaal was nogal bezet, er zaten tamelijk veel mensen; — die stoel, plaats is bezet, behoort aan een ander ; het toilet is bezet, er bevindt zich iem. op; — de rivier is bezet, gaat met drijfijs; 2. (zeew.) bezet raken, aan lager wal,...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezet

bezet - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van bezetten 2. gebiedenwijs van bezetten bezet - Bijvoeglijk naamwoord 1. gedomineerd door de aanwezigheid van een vreemd leger Er worden nederzettingen gebouwd in de bezette gebieden. 2. bezig, niet beschikbaar ...

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezet

bezet - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-zet 1. in gebruik door iemand anders ♢ de toilet is bezet 1. ze zijn elke avond bezet [ze hebben elke avond veel te doen] ...

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bezet

adj., biset; sterkmet werk, bannich, bandich; geheel met ietszijn, earne mei yn ’e wapens wêze.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezet

I. o. (Z.-N. gew. legaat). II. bn.: mijn tijd is bezet, ik heb veel bezigheden, in beslag genomen; is die stoel bezet, is hij door een ander ingenomen? de zaal was nog al bezet, goed gevuld met mensen; het was na bezette tijd, d. i. na het sluitingsuur.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bezet

(bə'zet) bn. (–ter, –st) 1. gevuld : de zaal was aardig –. 2. ingenomen : die stoel is –. 3. met drijfijs beladen : de rivier is –. 4. door bezigheden ingenomen : mijn tijd is –; hij is nogal –. →: bezette tijd. Tgst. vrij.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bezet

bn., 1. (van een ruimte) gevuld met een aantal personen of zaken: de zaal was nogal bezet, er zaten tamelijk veel mensen; die plaats is bezet, behoort aan een ander; het toilet is bezet, er bevindt zich iemand op; het orkest is maar half bezet, slechts de helft van de orkestleden speelt mee; 2. mijn tijd is bezet, gevuld, ik heb veel bezigheden, ik...

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bezet

Het begrip bezet heeft 2 verschillende betekenissen: 1. bezet - BEZET, o. (-ten), (gew.) legaat, hypotheek. 2. bezet - BEZET, o. (-ter, -st), de zaal was nogal bezet, er zaten tamelijk veel menschen; — die stoel, plaats is bezet, behoort aan een ander; — (zeew.) op lager wal bezet raken, vast raken; — de rivier is bezet, gaat...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Bezet

Bezet, vd. zie BEZETTEN. *-, bn. zijne borst is -, vol slijm, bezwaard; (zeew.) op lager wal - raken, vast raken; (fig.) ik ben -, mijn tijd is -, ik heb veel bezigheden, ik kan mij niet verwijderen. *-, v. bezetten, tournesollappen (zekere kleurstof). *...ZETEN, vd. zie BEZITTEN. -, bn. doldriftig; van den duivel -; zijt gij -? *...ZETENE, m. en...