Gepubliceerd op 03-03-2017

Bigi pokoe

betekenis & definitie

(Sranan) Lett. (waarschijnlijk) grote pauk. Swingend Surinaams muziekgenre, gezien als de voorloper van kaseko. Met pauk wordt de bastrom bedoeld, de skratji-dron, die een essentiële rol speelt in een bigi pokoe-orkest.

De bezetting bestaat meestal uit bastrom, snaartrom, kleine trommeltjes, een blazerssectie die kan bestaan uit trompet, altsax, fluit en tuba, en (contra)bas en gitaar. De bas vervangt meestal de tuba, die vroeger de baslijnen speelde. Het genre is vermoedelijk rond het begin van de 2oste eeuw ontstaan, onder invloed van kawina,, en bazuinkoor, en er zijn invloeden merkbaar van westerse stijlen als jazz en Cubaanse muziek. Omdat veel Surinaamse muzikanten toentertijd ook in militaire kapel­ len speelden, heeft ook marsmuziek zijn sporen nagelaten. Het verweven van verschillende ritmes door elkaar duidt bovendien duidelijk op Afrikaanse invloeden. Bigi pokoe is zeer populair op feesten van creoolse Surinamers.

< >